Voorbereiding
Er zijn post-its nodig.
In de les
Het recht op een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid (kortweg: het recht op gezondheid) is vastgelegd in artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten en artikel 24
VN-Kinderrechtenverdrag. Naast het recht op gezondheid zijn hiervoor ook andere rechten relevant, zoals het recht op leven en ontwikkeling van het kind (artikel 6 Internationaal Verdrag Rechten van het Kind). In artikel 22 van de Grondwet staat dat de overheid maatregelen treft (neemt) om de volksgezondheid te bevorderen (verbeteren).
Het recht op gezondheid betekent niet het recht om gezond te zijn. Maar het recht op gezondheid heeft wel een breed bereik. Hieronder staat beschreven wat dat recht inhoudt en welke verplichtingen de overheid daarbij heeft.
- Beschikbaarheid:
zorgen voor een functionerende openbare gezondheidszorg en de fysieke aanwezigheid van zorg, goederen, diensten en voorzieningen. Medicijnen moeten bijvoorbeeld in voldoende hoeveelheid in apotheken aanwezig zijn. - Aanvaardbaarheid:
volgens medisch-ethische normen en verschillende culturen, gender en leeftijd. - Kwaliteit:
wetenschappelijk en medisch verantwoord en van goede kwaliteit. - Toegankelijkheid:
non-discriminatie, fysieke en financiële toegankelijkheid en toegankelijkheid van voorlichting en informatie rond gezondheid. Toegankelijkheid betekent dat iedereen daadwerkelijk gebruik kan maken van zorg en goederen en diensten die nodig zijn voor de zorg. Medicijnen moeten dus niet alleen in voldoende hoeveelheid in apotheken aanwezig zijn, maar ook daadwerkelijk worden voorgeschreven en (hoewel wellicht onder voorwaarden) worden vergoed, zodat de patiënt ze kan gebruiken. - Preventie:
het recht op gezondheid omvat ook de sociaaleconomische factoren die ervoor moeten zorgen dat mensen gezond kunnen leven. Je kunt hierbij denken aan eten, wonen, toegang tot veilig en drinkbaar water en werkende wc’s en douches, veilige en gezonde werkomstandigheden en een gezonde omgeving, zoals geen fabrieken in woonwijken, vuilnis dat wordt opgehaald. - De overheid moet extra aandacht hebben voor groepen in de samenleving die een groter risico lopen om geen goede zorg te ontvangen, zoals migranten/nieuwkomers (als ze nog niet weten hoe de gezondheidszorg werkt en ze nog niet goed Nederlands spreken). Maar ook voor groepen die in minder gezonde omstandigheden leven, zoals mensen in armoede die de duurdere gezonde voeding niet altijd kunnen kopen. Uit onderzoek blijkt dat in Nederland mensen met lagere inkomens en een lagere opleiding gemiddeld 7 jaar korter leven en zelfs 19 jaar zich minder gezond voelen dan mensen met een hogere opleiding (Mackenbach en Stronks 2016; CBS 2015).
Opdracht
- Wat is gezondheid? Wat is welzijn?
Bespreek met drie studenten (dit is voor deze opdracht jouw groepje) wat gezondheid en wat welzijn is. Een groepje wordt gevraagd om na 5 minuten de ‘conclusie’ te presenteren. Is iedereen het ermee eens? Moeten er aanvullingen op gemaakt worden? Schrijf na de discussie de definitie van gezondheid en van welzijn op. - Waarom is gezondheid en welzijn belangrijk?
Bedenk in hetzelfde groepje een antwoord op de vraag waarom een goede gezondheid en een hoog welzijn belangrijk is. Denk hierbij aan jezelf en eigen omgeving, maar ook aan de economie, productieverlies en het kostenplaatje. Waarom is het bijvoorbeeld belangrijk dat jij, je vader, maar ook de arts, het winkelpersoneel, de burgemeester en het Tweede Kamerlid gezond zijn en een hoog welzijn hebben? Bespreek ook weer in de klas wat jullie hebben bedacht en vergelijk wat de anderen vinden. Kom met elkaar tot een lijstje punten en schrijf deze op. - Wat heb je nodig om gezond te zijn, te blijven en te worden en een hoog welzijn te hebben, te houden of te krijgen? Of om minder ziek te zijn of niet erger ziek te worden (lichamelijk of geestelijk)?
Bedenk een oplossing en schrijf je idee op een post-it. Denk aan wat schadelijk is voor je gezondheid. En denk vanuit verschillende perspectieven, bijvoorbeeld aan verschillen tussen jong en oud; jongen/man, meisje/vrouw; mensen met en zonder beperking of ziekte; LHBTI. Denk ook aan verschillende situaties, landen, leefomstandigheden. - Categorieën vormen
Plak je post-its op de muur. Kijk met de andere in de klas. Kunnen er groepjes (categorieën) gevormd worden van dezelfde soort antwoorden? Plak die dan bij elkaar. Jullie kunnen denken aan een indeling:
- in leeftijden;
- in ‘voeding – hygiëne – medicijnen – medische hulp – verzorging’, of
- in ‘preventie – genezing – verzorging’.
- Wie moet ervoor zorgen dat je gezond blijft?
Beantwoord deze vraag in jouw groepje. Kies samen een categorie. Zorg met de klas dat alle categorieën zijn verdeeld. Deel jullie antwoorden met de klas en laat anderen aanvullen. Schrijf alle bedachte antwoorden op. - Wat kunnen we op de onderwijsinstelling doen?
Bespreek in de klas met elkaar hoe je als student, docent en schooldirectie kunt zorgen voor gezondheid voor jezelf en de anderen op de onderwijsinstelling. Zou je je willen inzetten voor mensen buiten de onderwijsinstelling die niet zo’n goede gezondheid hebben? - Samenvatting
Kijk met elkaar naar de antwoorden die jullie hebben gevonden. Zijn er nog acties die je/jullie wilt/willen oppakken? Bespreek met elkaar in de klas hoe je dat wilt gaan doen.