PO/VO

Het recht om zo gezond mogelijk te zijn

Het recht om zo gezond mogelijk te zijn

Voorbereiding

Geen

In de les

Je kunt voor deze les de stappen hieronder gebruiken. Daarbij kun je ook vanuit verschillende vakken insteken en kijken naar dwarsverbanden van dat vak met gezondheid, gezondheidsbeleid en ontwikkeling.

Stap 1. Wat is gezondheid?

Laat de leerlingen in groepjes van vier met elkaar bespreken wat gezondheid is. Na 5 minuten vraag ze hun ‘conclusie’ samen te vatten en te presenteren (met woordweb, ‘woordenboek’/wikipedia definitie, pantomime of toneelstukje).

Schrijf daarna de kernwoorden en -begrippen op. Bespreek die klassikaal om te kijken of iedereen het ermee eens is en of het aangevuld kan worden.

Stap 2. Waarom is gezondheid belangrijk?

Laat de leerlingen vervolgens in groepjes van vier nadenken over de vraag: waarom is een goede gezondheid belangrijk?

Afhankelijk van de leeftijd van de leerlingen, kun je dit uitbreiden van heel dichtbij (de leerlingen en zijn/haar directe omgeving) tot heel ver weg (de economie, productieverlies, kostenplaatje), van heel concreet tot heel abstract. Bijvoorbeeld: waarom is het belangrijk dat ze zelf gezond zijn en hun broertjes en zusjes? En hun vader en moeder? Dat hun leraar gezond is? En de buschauffeur, de bouwvakker, de arts en verpleger? Het winkelpersoneel, de burgermeester, het Tweede Kamerlid en de minister-president?

Mogelijke antwoorden: anders voel je je niet lekker. Kun je niet spelen. Steek je anderen aan. Kun je niet naar school, dan leer je niets. Ga je misschien dood. Kun je niet voor je kinderen zorgen en kun je geen geld verdienen voor je gezin. Groei je misschien niet zo goed, is het slecht voor je ontwikkeling.

Ongezondheid/ziekte kost geld want je moet naar de dokter, medicijnen kopen, misschien geopereerd worden. Kosten voor werkgever. Voor de overheid. Productieverlies nadelig voor economie.

Stap 3. Wat heb je nodig?

Laat de leerlingen in groepjes van vier nadenken over de vraag: wat heb je nodig om gezond te zijn, te blijven en te worden? Of om minder ziek te zijn of niet erger ziek te worden? De leerlingen schrijven ieder idee op een aparte post-it.

Denk ook aan wat schadelijk is voor je gezondheid. En denk vanuit verschillende perspectieven, bijvoorbeeld aan verschillen tussen jong en oud; jongen/man, meisje/vrouw; mensen met en zonder beperking of ziekte; LHBTIQ. Denk ook aan verschillende situaties, landen, leefomstandigheden.

Alternatief: je geeft elke groep een ‘rol’ mee, bijvoorbeeld als baby, kind, tiener, vrouw, man, moeder, vader, opa, oma, bejaarde, transgender, persoon met een chronische ziekte, persoon met een fysieke of een geestelijke beperking, mensen die veel reizen.

Mogelijke antwoorden: schoon drinkwater, goed voedzaam eten, schijf van vijf, weinig snoep, weinig frisdrank, geen alcohol, drugs of tabaksproducten, veel beweging, vaccinaties, consultatiebureau, hygiënische leefomstandigheden, niet blootgesteld worden aan allergenen, niet te veel zon, moedermelk, vitamines, medicijnen (niet te duur), goed opgeleide en voldoende dokters, ziekenhuis (in de buurt en met hygiëne), operaties, geen wachtlijsten, fysiotherapie, frisse lucht, hulp bij de bevalling, voorlichting/ informatie.

Stap 4. Categorieën vormen

Laat de leerlingen hun post-its op de muur plakken. Daarna gaan ze die categoriseren (eventueel met hulp van de leerkracht), zodat dubbelingen kunnen worden verwijderd en categorieën naar boven komen.

Categorieën kunnen elke keer verschillend zijn, maar je kunt denken aan: ‘voeding – hygiëne – medicijnen – medische hulp – verzorging’, of ‘preventie – genezing – verzorging’, of ‘leeftijdscategorieën’. Er is geen goed of fout. Je kunt ook onderverdelen in de onderdelen van het recht op gezondheid (zie hierna in de ‘informatie’).

Stap 5. Wie moet ervoor zorgen?

Laat de leerlingen nu nadenken over wie ervoor moet of kan zorgen dat je gezond blijft? Je kunt er hier voor kiezen om het terug te spelen naar leeftijden: baby – kind – tiener – volwassene – oudere. Of de categorieën post-its van stap 4 onder verschillende groepjes te verdelen en het per post-it te bespreken.

Mogelijke antwoorden: jezelf, je ouders, je familie, je leerkracht/school, vriendjes en vriendinnetjes/ klasgenootjes (bijv. allergieën), restaurants, supermarkten, producenten, dokters, landelijke overheid/ministeries, gemeentes. De overheid heeft de plicht om het recht op (zo goed mogelijke) gezondheid te garanderen.

Laat elk groepje terugkoppelen in de klas en laat anderen aanvullen. Bespreek de antwoorden klassikaal en schrijf ze op het bord.

Alternatief voor voortgezet onderwijs: laat de leerlingen de hierna gegeven ‘informatie’ lezen. Ze kunnen de zelf verzamelde antwoorden verwerken in een opstel of werkstuk.

Stap 6. Wat kunnen we op school doen?

Bespreek met elkaar hoe je als leerling, leraar en schooldirecteur kunt zorgen voor gezondheid voor jezelf en de anderen op school. Ook kun je bespreken of de leerlingen zich willen inzetten voor mensen buiten school die niet zo’n goede gezondheid hebben. Daar zou je nog een nieuwe buitenschoolse activiteit aan kunnen koppelen.

Stap 7. Samenvatting

Laat iemand samenvatten wat uit deze oefening is gekomen.

Informatie over het recht op gezondheid

Het recht op een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid (kortweg: het recht op gezondheid) is vastgelegd in artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten en art. 24 VN-Kinderrechtenverdrag. Naast het recht op gezondheid zijn hiervoor ook andere rechten relevant, zoals het recht op leven en ontwikkeling van het kind (artikel 6 IVRK). In artikel 22 Grondwet staat dat de overheid maatregelen treft ter bevordering van de volksgezondheid.

Het recht op gezondheid betekent niet het recht om gezond te zijn. Maar het recht op gezondheid heeft wel een breed bereik. Hieronder staat beschreven wat dat recht inhoudt en welke verplichtingen de overheid daarbij heeft.

  1. Beschikbaarheid: zorgen voor een functionerende openbare gezondheidszorg en de fysieke aanwezigheid van zorg, goederen, diensten en voorzieningen. Medicijnen moeten bijvoorbeeld in voldoende hoeveelheid in apotheken aanwezig zijn.
  2. Aanvaardbaarheid: volgens medisch-ethische normen en verschillende culturen, gender en leeftijd.
  3. Kwaliteit: wetenschappelijk en medisch verantwoord en van goede kwaliteit.
  4. Toegankelijkheid: non-discriminatie, fysieke en financiële toegankelijkheid en toegankelijkheid van voorlichting en informatie rond gezondheid. Toegankelijkheid betekent dat iedereen daadwerkelijk gebruik kan maken van zorg en gezondheidsgerelateerde goederen en diensten. Medicijnen moeten dus niet alleen in voldoende hoeveelheid in apotheken aanwezig zijn maar ook daadwerkelijk worden voorgeschreven en (hoewel wellicht onder voorwaarden) worden vergoed zodat de patiënt ze kan gebruiken.
  5. Preventie: het recht op gezondheid omvat ook de sociaaleconomische factoren die de omstandigheden scheppen waarbinnen mensen gezond kunnen leven. Het strekt zich uit tot voeding, huisvesting, toegang tot veilig en drinkbaar water en toereikende sanitaire voorzieningen, veilige en gezonde werkomstandigheden en een gezonde omgeving.
  6. De overheid moet extra aandacht hebben voor groepen in de samenleving die een groter risico lopen om geen goede zorg te ontvangen, zoals migranten (als ze nog niet weten hoe de gezondheidszorg werkt en ze nog niet goed Nederlands spreken). Maar ook voor groepen die in minder gezonde omstandigheden leven, zoals mensen in armoede die de duurdere gezonde voeding niet altijd kunnen kopen. Uit onderzoek blijkt dat in Nederland mensen met lagere inkomens en een lagere opleiding gemiddeld 7 jaar korter leven en zelfs 19 jaar minder in goed ervaren gezondheid dan mensen met een hoge opleiding (Mackenbach en Stronks 2016; CBS 2015).

Deze website gebruikt cookies om je ervaring te meten en te verbeteren.