Gelijke kansen in het onderwijs
- Diversiteit & inclusie
De afgelopen jaren constateerde de Inspectie van het Onderwijs dat de onderwijskansen van kinderen van lager en hoger opgeleide ouders steeds verder uit elkaar lopen. Ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) signaleerde meerdere malen dat gelijke kansen in het Nederlandse onderwijs onder druk staan. Leerlingen en studenten gaan vaak naar scholen en opleidingen met leerlingen en studenten met een vergelijkbare achtergrond. Dit leidt tot segregatie in het onderwijs.
Leerlingen met lager opgeleide ouders krijgen basisschooladviezen voor een lager opleidingsniveau, hun adviezen worden minder vaak bijgesteld, ze komen in het voortgezet onderwijs op een lager niveau binnen en stappen vaker over naar een (nog) lager opleidingsniveau dan even goed presterende medeleerlingen met hoogopgeleide ouders. De voorwaarden voor gelijke kansen lijken iets te verbeteren. Er zijn meer dubbele adviezen en leerlingen klimmen vaker op binnen het voortgezet onderwijs (‘diploma’s stapelen’). Toch blijft kansenongelijkheid bestaan. In het primair onderwijs is de segregatie relatief hoog. Ouders van basisschoolleerlingen kiezen meestal voor scholen met leerlingen met eenzelfde achtergrond als zijzelf, door de keuze voor een bepaalde religieuze stroming of didactische concepten.
Ook kinderen met een migratieachtergrond hebben in Nederland nog steeds minder kansen in het onderwijs dan kinderen van Nederlandse afkomst. Met name kinderen van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse afkomst – de tweede of derde generatie migranten – scoren slechter dan kinderen uit Nederlandse gezinnen. De OESO rapporteerde dat kinderen met een migratieachtergrond vaak uit armere gezinnen komen en daardoor op school in het nadeel zijn. Maar ook als ze uit rijkere huishoudens komen, blijven hun schoolprestaties vaak achter bij die van leeftijdsgenoten. Zo geven basisschoolleraren minder snel een advies voor hoger voortgezet onderwijs aan leerlingen met een Turkse achternaam. Daarnaast hebben leerlingen met een migratieachtergrond vaker het gevoel dat ze oneerlijk worden behandeld door leraren. Soms worden leerlingen van verschillende afkomst en met dezelfde Cito-scores naar andere niveaus gestuurd. Voor leerlingen is zo’n verkeerd oordeel later lastig te repareren. Hetzelfde geldt voor ongelijke kansen bij het vinden van een geschikte stageplek in het mbo (en hbo): stagediscriminatie is blijft een hardnekkig probleem voor studenten met een migratieachtergrond.
Verschillende scholen in Nederland hebben een superdiverse leerlingenpopulatie, vooral in de grote steden. Zo leven er in Rotterdam 206 nationaliteiten samen en dat zie je op scholen terug. Dat is een uitdaging voor kansengelijkheid. Gebleken is dat leraren al die verschillende leerlingen het meeste bieden wanneer ze hoge verwachtingen hebben van leerlingen. Dat vraagt ook als team een geloof in elkaars kunnen. Dit heeft een bijzonder grote impact op het leergedrag en op het geloof van de leerling in zichzelf dat hij of zij kan groeien.