Stereotypen en vooroordelen
- Diversiteit & inclusie
Vaak worden de termen ‘stereotype’ en ‘vooroordeel’ door elkaar gebruikt. Maar ze zijn wel verschillend.
Een stereotype is een overdrijving, een versimpelde, ongenuanceerde of karikaturale opvatting over een groep mensen, waarbij individuele kenmerken naar de achtergrond verdwijnen. Bijvoorbeeld: ‘alle mensen uit Limburg kunnen goed wielrennen’ of ‘mannen kunnen niet koken’. De inhoud kan zowel positief, negatief of neutraal zijn. Het wordt een vooroordeel als je op basis van dit stereotype een houding, mening of gevoel over een persoon of bepaalde groep hebt. Dit is vaak negatief.
Onze hersenen kunnen niet zonder stereotypen en vooroordelen. Om alle informatie die we op een dag krijgen te kunnen verwerken, werken onze hersenen met algemene categorieën (hokjes). Zo kunnen we bijvoorbeeld ons snel een beeld vormen van nieuwe en onbekende personen en situaties. Een tijger is gevaarlijk. En ga je op zoek naar een agent in een menigte? Dan kijk je naar een uniform.
Stereotypen helpen ons te definiëren van anderen. Je kijkt naar de groep waartoe jezelf behoort, maar daardoor ontstaat vaak vanzelf een stereotype van andere mensen. Daardoor kun je het verschil zien met je eigen groep.
Onze ervaringen spelen een belangrijke rol in het ontstaan van stereotypen en vooroordelen. Onze ouders/verzorgers en de omgeving waar wij zijn opgegroeid, onze vriendenkring, school, dorp, stad of land, beïnvloeden hoe wij naar de wereld kijken. Kinderen ontwikkelen dan al op jonge leeftijd vooroordelen. Ook kleuters blijken vooroordelen te kunnen hebben tegenover etnische of raciale minderheden. Deze vooroordelen veranderen tijdens de basisschoolperiode van expliciet (tot ongeveer de achtjarige leeftijd) naar impliciet. Ook worden zij zich dan bewust van hun vooroordelen en leren zij hun bevooroordeelde reacties te controleren. Op deze leeftijd zijn de kinderen met betrekking tot hun vooroordelen gevoelig voor invloeden van buitenaf.