1 min. leestijd

Ontdek alle rechten van het kind

  • Mensenrechten algemeen

Hieronder staat het VN-Kinderrechtenverdrag, vertaald voor kinderen en jongeren. Dit zijn alle Kinderrechten.

Artikel 1: Wie is een kind?

Een persoon die jonger dan achttien jaar is, is een kind. Alles wat in dit verdrag staat, geldt voor ieder kind.

Artikel 2: Bescherming tegen discriminatie

Alle rechten gelden voor alle kinderen, waar je ook vandaan komt. De overheid moet er alles aan doen om kinderen te beschermen tegen discriminatie en moet haar best doen om te zorgen dat kinderen gebruik kunnen maken van hun rechten.

Artikel 3: Het kind eerst

Als er iets geregeld wordt voor een kind, moet altijd eerst gekeken worden naar wat voor dat kind goed is. Als ouders – of anderen die voor kinderen zorgen – het kind niet goed (kunnen) verzorgen, dan moet de overheid het kind en de ouders helpen.

Artikel 4: Uitvoeren van de rechten

De overheid moet er alles aan doen om te zorgen dat kinderen ook echt gebruik kunnen maken van hun rechten.

Artikel 5: Wat moeten de ouders doen?

De ouders en anderen helpen het kind bij zijn of haar rechten. De ouders en anderen moeten goed voor het kind zorgen. Zij moeten zorgen voor goed eten, een goed huis en dat het kind naar school kan gaan. Als de ouders het niet goed doen, dan moet de overheid helpen.

Artikel 6: (Over)leven en ontwikkelen

Elk kind heeft het recht op leven. De overheid moet zorgen dat het kind kan (over)leven en zich kan ontwikkelen.

Artikel 7: Naam en nationaliteit

Elk kind heeft vanaf de geboorte recht op een naam en nationaliteit. Bijvoorbeeld: als je de Nederlandse nationaliteit hebt, ben je Nederlander. Elk kind heeft het recht om te weten wie zijn of haar ouders zijn. Ook heeft een kind het recht om door zijn of haar ouders te worden verzorgd. De overheid moet dit goed regelen.

Artikel 8: Identiteit

Ieder land moet de identiteit (wie je bent) van kinderen beschermen. De overheid moet ervoor zorgen dat kinderen hun naam, nationaliteit en familiebanden houden of krijgen als ze die niet hebben. De identiteit van een kind mag niet zomaar worden veranderd.

Artikel 9: Kind gescheiden van vader of moeder

Elk kind moet bij zijn of haar ouders kunnen wonen en opgroeien. Als dit echt niet kan, moet het kind in ieder geval met beide ouders contact kunnen houden. Alleen als het echt niet goed is voor een kind, kan het contact met één of beide ouders verboden worden.

Artikel 10: Gezin bij elkaar brengen

Als de vader, moeder of beide ouders van een kind in een ander land wonen, moeten zij bij elkaar op bezoek kunnen gaan en moet het gezin bij elkaar kunnen wonen. Als het kind toestemming vraagt om samen met zijn of haar ouders in een land te wonen, moet de overheid hier zo snel mogelijk en netjes antwoord op geven.

Artikel 11: Ontvoeren en vasthouden van kinderen

Kinderen mogen niet zonder dat zij het zelf willen of zonder toestemming van hun ouders naar een ander land gebracht worden. Ze mogen ook niet gedwongen worden om daar te blijven. Als de vader of de moeder dit doet, zonder toestemming van de andere ouder, dan mag het ook niet. De overheid moet ervoor zorgen dat dit niet gebeurt. Landen moeten daar samen afspraken over maken.

Artikel 12: Mening van kinderen

Kinderen mogen hun mening geven. Zeker als het over henzelf gaat. Naar die mening moet worden gevraagd en ook echt worden geluisterd. De overheid moet hiervoor zorgen.

Artikel 13: Vrij om een mening te geven

Kinderen mogen op allerlei manieren hun mening geven. Dit betekent ook dat kinderen informatie mogen verzamelen zodat ze hun mening kunnen vormen. De rechten van anderen moeten wel gerespecteerd worden. Iemand vals beschuldigen of beledigen van groepen mensen vanwege ras, religie, geslacht, seksuele gerichtheid of handicap mag niet.

Artikel 14: Vrij om te denken en een godsdienst te kiezen

Kinderen zijn vrij om te denken wat ze willen. Zij mogen hun eigen mening hebben over wat goed en slecht is. Ook moeten zij hun eigen godsdienst kunnen kiezen. Het is wel de bedoeling dat ouders de kinderen bij deze dingen helpen en begeleiden.

Artikel 15: Vrij om in groepen bij elkaar te komen en te vergaderen

Kinderen moeten in een groep bij elkaar kunnen komen. Ook moeten zij lid van een club kunnen worden en mogen zij zelf een club beginnen. Bijvoorbeeld de voetbal- of turnvereniging. Wel moeten kinderen de rechten van anderen respecteren.

Artikel 16: Privacy

Niemand mag zich zomaar bemoeien met het privéleven en gezinsleven van kinderen. Niemand mag ongevraagd in de woning van een kind komen. Niemand mag ongevraagd brieven, sms’jes of e-mails bekijken die een kind schrijft of krijgt.

Artikel 17: Informatie

Kinderen moeten informatie uit verschillende boeken, televisie, radio, kranten of van internet kunnen halen. De overheid moet hier voor zorgen. Ook moet er informatie geschreven worden die voor kinderen interessant is en waar ze wat van kunnen leren. De overheid moet kinderen beschermen tegen informatie die niet goed voor ze is. Daar moeten goede afspraken over gemaakt worden. Er moet rekening worden gehouden met verschillende talen en culturen van kinderen.

Artikel 18: Goede opvoeding

Ouders moeten ervoor zorgen dat hun kinderen een goede opvoeding krijgen. Als ze hierbij hulp nodig hebben, moeten ze die kunnen krijgen van de overheid. Bijvoorbeeld van mensen die veel weten over hoe je het beste voor kinderen kunt zorgen. Of hoe je ze moet opvoeden. Ook moet er kinderopvang zijn, voor als ouders werken.

Artikel 19: Geen misbruik en kindermishandeling

Kinderen mogen niet mishandeld worden, misbruikt worden of geweld worden aangedaan. Ouders en anderen die voor kinderen zorgen, moeten genoeg aandacht hebben voor de kinderen; kinderen mogen niet verwaarloosd worden. De overheid moet duidelijk maken dat kinderen niet mishandeld mogen worden. Als kinderen wel mishandeld worden, dan moeten zij meteen hulp krijgen.

Artikel 20: Bescherming van kinderen zonder gezin

Een land moet zorgen voor extra bescherming van een kind dat niet in zijn eigen gezin kan wonen. Soms is het de beste oplossing om op een hele andere plek te gaan wonen. Dit is dan een plek waar kinderen in deze situaties goed verzorgd worden. Bijvoorbeeld in een pleeggezin of een opvanghuis met andere kinderen.

Artikel 21: Adoptie

Adoptie is het aannemen van een kind als jouw eigen kind. Dat moet mogelijk zijn, maar alleen als het echt goed is voor het kind. Het kan niet zomaar geregeld worden. Kinderen moeten beschermd worden tegen adoptie die niet volgens de regels is gegaan.

Artikel 22: Vluchtelingenkinderen

Als een kind moet vluchten naar een ander land, moet het kind in dat land beschermd en geholpen worden. Daarvoor zijn speciale organisaties die veel weten over vluchtelingen en alles wat daar mee te maken heeft. Zij moeten ook helpen om de familie van het kind te vinden.

Artikel 23: Gehandicapte kinderen

Gehandicapte kinderen moeten goede zorg en onderwijs krijgen, zodat ze zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Gehandicapte kinderen moeten zo zelfstandig mogelijk kunnen leven. Ze moeten kunnen meedoen in de wereld.

Artikel 24: Gezondheid

Kinderen moeten gezond kunnen opgroeien en hebben recht op goede zorg. Als een kind ziek is, moet het behandeld kunnen worden. Er moeten goede ziekenhuizen en dokters in de buurt zijn. De overheid moet kinderen en hun ouders goed informeren over gezondheid en voeding. Landen moeten elkaar helpen om te zorgen dat alle kinderen gezond blijven.

Artikel 25: Kinderen die niet thuis wonen

Soms is het beter voor een kind om niet meer thuis te wonen. Als dit zo is, moet wel extra worden opgelet hoe het met dit kind gaat. Als het goed gaat, kan het kind misschien weer terug naar huis.

Artikel 26: Financiële hulp van de overheid

Kinderen hebben recht op financiële hulp van de overheid als zij dit nodig hebben. De overheid moet dit regelen.

Artikel 27: Wat kinderen nodig hebben

Ieder kind moet genoeg te eten en te drinken krijgen en een huis hebben om in te wonen. Een kind moet kunnen doen en leren wat goed voor hem is. Ouders moeten ervoor zorgen dat dit mogelijk is. Als ouders dit niet kunnen, dan moet de overheid hen helpen.

Artikel 28: Onderwijs

Ieder kind moet naar school kunnen gaan. Kinderen moeten gratis naar de basisschool kunnen. Ze moeten ook zoveel mogelijk voortgezet onderwijs en hoger onderwijs kunnen volgen, als zij dat willen. Een leraar mag niet schreeuwen tegen een kind, en ook mag een leraar een kind niet slaan of uitschelden. Landen moeten elkaar helpen om te zorgen dat ieder kind naar school kan.

Artikel 29: Wat moeten kinderen leren op school

Kinderen moeten op school hun talenten kunnen ontwikkelen. Of het nu gaat om tekenen of taal, sport of om kunst. Kinderen moeten worden voorbereid op een leven in een wereld waarin je vrij bent. Ze moeten leren over mensenrechten. En ze moeten leren hun ouders, anderen en de natuur te respecteren.

Artikel 30: Eigen taal en cultuur

Kinderen met een taal en cultuur die anders is dan van de meeste mensen in het land worden een minderheid genoemd. Minderheden hebben recht op hun eigen taal, cultuur en godsdienst.

Artikel 31: Spel en vrije tijd

Ieder kind heeft recht op rust en vrije tijd. In zijn vrije tijd moet een kind kunnen spelen. Het moet ook voor alle kinderen mogelijk zijn om een museum te bezoeken, naar de film te gaan of een theater te bezoeken.

Artikel 32: Geen kinderarbeid

Ieder kind moet beschermd worden tegen werk dat niet goed is voor de gezondheid. Ook mag een kind niet werken als het daardoor niet naar school kan. Landen moeten duidelijke afspraken maken, zoals hoe oud je moet zijn om betaald werkte doen en hoeveel uur je per dag of week mag werken.

Artikel 33: Geen drugs

Ieder kind moet beschermd worden tegen drugs. Ook mogen kinderen niet gebruikt worden voor het maken en verkopen van drugs.

Artikel 34: Seks met kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie

Seks hebben met kinderen is verboden. Voor seks wordt soms geld betaald. Als je betaald krijgt voor seks, heet dat prostitutie. Kinderen moeten daartegen beschermd worden. Het is verboden om geld te verdienen aan kinderen die gedwongen worden seks te hebben. Er mogen geen foto’s of films van kinderen gemaakt worden die met seks te maken hebben.

Artikel 35: Ontvoeren, kopen en verkopen van kinderen

Het is verboden om kinderen te ontvoeren of te verkopen. De overheid moet er alles aan doen om dit te voorkomen.

Artikel 36: Andere manieren van misbruik van kinderen

Het is verboden om kinderen te gebruiken voor werk, drugs en seks. Kinderen mogen niet verkocht worden. Artikel 32
en 35 zeggen dat heel duidelijk. Elke andere manier om kinderen op een manier te gebruiken die niet goed voor hen is, is ook verboden.

Artikel 37: Opsluiten van kinderen

Het is verboden om kinderen te straffen door ze te slaan of op een andere manier pijn te doen. Kinderen mogen niet zomaar opgesloten of gearresteerd worden. Dit mag alleen gebeuren volgens de regels, als het niet anders kan en zo kort mogelijk. Kinderen kunnen niet de doodstraf krijgen en mogen niet levenslang opgesloten worden. Ze mogen in principe niet samen met volwassenen opgesloten worden. Dit mag alleen als het voor het kind goed is. Kinderen moeten hulp kunnen krijgen van iemand die de wet goed kent; een advocaat die voor hem of haar opkomt. Elk kind moet ook contact kunnen hebben met zijn of haar familie en bezoek kunnen krijgen als hij opgesloten zit.

Artikel 38: Oorlog

Voor kinderen die jonger zijn dan vijftien jaar is het verboden om mee te doen in het leger van een land. Ook mogen zij niet meedoen aan een oorlog. Als er oorlog is in een land moeten volwassenen en kinderen beschermd en verzorgd worden.

Artikel 39: Zorg voor slachtoffers

Kinderen die het slachtoffer zijn van geweld, mishandeling, verwaarlozing en uitbuiting moeten goede hulp krijgen. Ze moeten geholpen worden om weer verder te kunnen met hun leven.

Artikel 40: Kinderstrafrecht

Als een kind iets doet wat volgens de wet verboden is, moet hij of zij berecht worden. Er gelden speciale regels voor kinderen. Er moet rekening gehouden worden met hun leeftijd. Bovendien is het belangrijk dat een kind na zijn straf weer goed verder kan leven. Ieder kind moet hulp kunnen krijgen van iemand die de wet goed kent, bijvoorbeeld een advocaat. Kinderen moeten straffen krijgen die bij kinderen passen.

Artikel 41: Betere regels

Het kan zijn dat in de wet van een land regels zijn afgesproken, die beter zijn voor een kind dan de regels in dit verdrag. Dan gaan die regels voor. Dat is zo voor regels in één land maar ook voor afspraken tussen meer landen.

In de artikelen 42 tot en met 54 staan de volgende afspraken:

  1. Alle landen moeten zorgen dat kinderen, jongeren en volwassenen weten wat er in het verdrag staat.
  2. Een groep van tien mensen die veel weten over de rechten van kinderen moet de landen in de gaten houden. Deze groep wordt het Kinderrechtencomité genoemd. Iedere vijf jaar sturen de landen een verslag naar het Kinderrechtencomité, zodat dit comité kan kijken of de landen zich aan de kinderrechten houden.
  3. Iedereen moet de verslagen van de landen kunnen lezen.
  4. Het Kinderrechtencomité kan onderzoeken laten doen die te maken hebben met de rechten van kinderen. Zij kunnen dat onderzoek met de regering van het land bespreken.
  5. Organisaties zoals UNICEF moeten ook opletten of het goed gaat met de kinderrechten in alle landen. Zij maken daar rapporten over en mogen aanwezig zijn bij vergaderingen van het Kinderrechtencomité.

Benieuwd naar alle mensenrechten? Lees de Universele Verklaring van de Rechten de Mens (UVRM).

Deze website gebruikt cookies om je ervaring te meten en te verbeteren.