Samenvatting: Wat zijn mensen- en kinderrechten?
- Mensenrechten algemeen
Hieronder vind je een samenvatting van de 'Theorie Mensenrechten'. Je kan deze opslaan of printen voor gebruik in je lessen.
Wat hebben mensen nodig om een waardig menselijk leven te leiden? Hoe kunnen overheden dit zoveel mogelijk garanderen? En hoe kunnen mensen worden beschermd tegen de willekeur van de overheid?
Met deze vragen zijn de opstellers van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) aan de slag gegaan. Ze werden het eens over gemeenschappelijke waarden zoals respect, gelijkwaardigheid, vrijheid, menselijke waardigheid, inclusiviteit, participatie en verantwoordelijkheid voor elkaar. Ieder mens telt. Deze waarden vormen de basis voor de mensenrechten. Speciaal voor mensen onder de 18 jaar zijn er ook kinderrechten. Die zijn vastgelegd in het VN-Kinderrechtenverdrag en gaan over wat kinderen nodig hebben om gezond en veilig op te groeien en om te participeren in de samenleving.
Mensenrechten hebben elke dag betekenis voor elke wereldburger. Het zijn rechten die voor iedereen gelden, ongeacht kenmerken als herkomst, geslacht, huidskleur, leeftijd, religie, seksuele voorkeur, handicap of chronische ziekte.
Ze zijn universeel en in principe kan niemand ze kwijtraken. Dat is in mensenrechtenverdragen vastgelegd: internationale afspraken die elke overheid ertoe verplicht om fundamentele rechten altijd te garanderen.
Maar niet alle overheden houden zich aan de gemaakte afspraken. Daarom is het goed om zelf de betekenis van mensenrechten te kennen zodat je ervoor op kunt komen, samen met anderen.
1. Oorsprong mensenrechten
Vaak wordt gesteld dat de formulering van mensenrechten hun oorsprong vinden in de verschikkingen van de Tweede Wereldoorlog, waarna de Verenigde Naties zijn opgericht en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn opgesteld. Dat was een belangrijke mijlpaal. Maar mensenrechten gaan eigenlijk veel verder terug.
Van oudsher zorgen mensen voor elkaar en leven ze in verbinding met mens en natuur. Griekse filosofen vonden 2300 jaar geleden al dat menselijke waarden als gelijkheid en vrijheid van gedachte universeel zijn. In de tijd van de Verlichting (zeventiende en achttiende eeuw) kreeg het idee van mensenrechten steeds meer vorm. Denk maar aan de Franse Revolutie en de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. En al vóór de Tweede Wereldoorlog werd in verschillende landen een aantal mensenrechten vastgelegd. Bijvoorbeeld het verbod op slavernij, de gelijkheid tussen man en vrouw en het recht op onderwijs.
Na de verwoestende Tweede Wereldoorlog werden in 1945 de Verenigde Naties opgericht. Zo ontstond de mogelijkheid en de wil om met een groot aantal landen afspraken te maken over fundamentele rechten en vrijheden. Wat hebben mensen nodig om een waardig menselijk leven te leiden? Hoe kunnen overheden dit zoveel mogelijk garanderen? En hoe kunnen mensen worden beschermd tegen de willekeur van de overheid?
Met deze vragen gingen de opstellers van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) aan de slag. Ze werden het eens over gemeenschappelijke waarden zoals respect, gelijkwaardigheid, vrijheid, menselijke waardigheid, inclusiviteit, participatie en verantwoordelijkheid voor elkaar. Ieder mens telt. Deze waarden vormen de basis voor de mensenrechten. Op 10 december 1948 ging de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties akkoord met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hierin staan dertig mensenrechten. 10 december geldt nu als de Internationale Dag van de Mensenrechten.
De UVRM is een verklaring, een plechtige tekst, en geen juridisch bindend verdrag. Maar de verklaring was destijds een mijlpaal en zou gezaghebbend worden. Voor het eerst werden rechten van individuele mensen door landen gezamenlijk opgeschreven en geaccepteerd. De UVRM is als geen andere tekst wereldwijd vertaald, ontelbare keren aangehaald en opgenomen in grondwetten en verdragen.
Maar de tijd heeft sinds 1948 natuurlijk niet stilgestaan. De Universele Verklaring is, zoals het woord al zegt, vooral een mooie verklaring – een belofte, maar niet iets waaraan landen gebonden waren. Sindsdien hebben staten in verdragen allerlei bindende afspraken gemaakt over mensenrechten. Zo zijn er speciale verdragen gekomen om de rechten van kinderen of mensen met een beperking (gehandicapten) te beschermen. En er bestaan verdragen tegen discriminatie op basis van ras of geslacht. Ook hebben veel landen mensenrechten in hun eigen grondwetten opgenomen.
In verdragen en nationale wetten
De mensenrechten zijn vervolgens vastgelegd in verschillende internationale verdragen. Als een land een verdrag tekent en vervolgens, volgens de nationale regels, in eigen land aanneemt (oftewel: ratificeert) dan is het juridisch bindend voor dat land. In 1966 nam de VN twee belangrijke verdragen aan: het Internationaal Verdrag over Burger- en Politieke Rechten (BUPO) en het Internationaal Verdrag over Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR). Het eerste verdrag geldt nu voor 171 staten en het tweede voor 168.
Er zijn ook verschillende VN-verdragen die specifieke aandacht besteden aan een groep mensen of een bepaald recht. Voorbeelden hiervan zijn het Anti-racismeverdrag (1966), het Vrouwenverdrag (1979), het Kinderrechtenverdrag (1989) en het Verdrag over de rechten van personen met een beperking (2006). In totaal zijn er nu zo'n negentig verschillende mensenrechten vastgelegd. Nederland heeft al deze verdragen geratificeerd: ze zijn door de Eerste en Tweede Kamer goedgekeurd. Ze gelden in Nederland en de overheid is verplicht ze na te leven. Ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (in 1950 door de Raad van Europa vastgesteld), met het daaraan verbonden Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, geldt in Nederland en speelt hier een belangrijke rol.
Met alleen een verklaring en verdragen zijn we er natuurlijk nog niet. Papier is maar papier. Mensenrechten moeten ook daadwerkelijk door mensen beschermd worden. Daar zijn staten voor verantwoordelijk, en rechters en de politie. En internationale organisaties, zoals de VN en de Raad van Europa. En natuurlijk journalisten en individuele burgers, die zich kunnen organiseren in bijvoorbeeld vakbonden en mensenrechtenorganisaties.
Mensenrechten kunnen door de jaren heen veranderen
Wat vroeger normaal was, vinden we nu soms wreed of crimineel. Slavernij en mensenhandel zijn hiervan goede voorbeelden. Vroeger hadden vrouwen geen algemeen kiesrecht, nu wel. Vroeger waren zij handelingsonbekwaam als zij getrouwd waren en ze mochten niet werken in overheidsfuncties. Dat is nu niet meer zo. Het kiesrecht geldt voor iedereen boven de 18 jaar en niemand mag gediscrimineerd worden op basis van burgerlijke staat. Het recht past zich aan de maatschappelijke ontwikkelingen aan. Recentelijk heeft de VN Mensenrechtenraad bijvoorbeeld het recht op een schone en veilige leefomgeving als mensenrecht erkend. En wie weet mogen jongeren in de toekomst al vanaf 16 jaar stemmen.
Mensenrechten geven lang niet altijd pasklare antwoorden of heldere instructies. In concrete situaties weeg je telkens opnieuw af hoe de mensenrechten die in het spel zijn zich tot elkaar verhouden. Daarnaast worden bestaande mensenrechten soms in verschillende contexten net iets anders geïnterpreteerd. Binnen bepaalde marges biedt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens nationale overheden bijvoorbeeld soms de ruimte om bij het toepassen van mensenrechten rekening te houden met de concrete omstandigheden en de morele opvattingen in dat land. Zo accepteert het Europees Hof dat Frankrijk religieuze uitingen verbiedt, zoals het dragen van een hoofddoek op scholen of het dragen van een boerka op straat. Veel andere verdragslanden, waaronder Nederland, leggen dezelfde mensenrechten in hun eigen context anders uit, waardoor mensen in Nederland meer vrijheid hebben om zich op scholen en op straat te kleden op een manier die past bij hun godsdienstige identiteit.
2. Kinderrechten
Voor jongeren en kinderen zijn naast de algemene mensenrechtenverdragen ook speciale rechten vastgelegd. Deze staan in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, oftewel het VN-Kinderrechtenverdrag.
Kinderrechten zijn mensenrechten die rekening houden met de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van kinderen en hun afhankelijkheidspositie ten opzichte van volwassenen. Daardoor hebben ze op sommige terreinen bijzondere bescherming nodig. Anderzijds garanderen kinderrechten juist de eigen autonomie en zeggenschap van kinderen, uitgaande van de zich ontwikkelende vermogens.
Kinderen zijn dus niet alleen afhankelijke mensjes die beschermd moeten worden: ze hebben ook een zekere autonomie en een eigen mening en belang. Zeker waar het gaat om zaken en beslissingen die van invloed zijn op hun (dagelijkse) leven, zoals die op ook school aan de orde kunnen zijn.
Kinderrechten gelden voor alle kinderen tot 18 jaar. Ze gaan over alles wat kinderen nodig hebben om gezond en veilig op te groeien. Denk aan het recht op opvoeding, vrijheid van meningsuiting, onderwijs, zo goed mogelijke gezondheid en een toereikende levensstandaard. Er zijn ook rechten die extra bescherming bieden, bijvoorbeeld op het gebied van discriminatie, bescherming tegen misbruik, verwaarlozing, kinderarbeid en jeugdstrafrecht.
Het verdrag benoemt in totaal veertig verschillende rechten. Het belang van het kind moet in alle maatregelen die het kind aangaan vooropstaan. Daarbij moet voldoende waarde gehecht worden aan de mening van het kind: het recht op participatie.
In alle rechten staat de ontwikkeling van het kind tot een evenwichtige volwassene centraal. Het verdrag bepaalt ook de verhouding tussen rechten van kinderen en ouderlijk gezag (artikel 5 en artikel 18). Het verdrag stelt bijvoorbeeld dat ouders de primaire verantwoordelijkheid hebben voor het kind. De overheid moet de rechten en plichten van ouders respecteren en moet, wanneer nodig, passende ondersteuning bieden.
Het meest geaccepteerde verdrag ter wereld
Het VN-Kinderrechtenverdrag is op 20 november 1989 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties unaniem aangenomen. Inmiddels is het verdrag door 196 landen goedgekeurd. Dit verdrag is daarmee het breedst geaccepteerde mensenrechteninstrument ter wereld. De Verenigde Staten is het enige land dat het verdrag nog niet heeft geratificeerd (aangenomen). Dit wil zeggen dat de VS niet juridisch aan het verdrag gebonden is. Ze hebben het Kinderrechtenverdrag ooit wel ondertekend (President Clinton in 1995), maar ratificatie zou in de Senaat geen meerderheid krijgen. De VS accepteert namelijk geen sociaal-economische rechten en wil zich niet binden aan armoedebestrijding en een aantal andere rechten.
Hieruit volgen taken en verantwoordelijkheden van leraren die te maken hebben met goede begeleiding van alle leerlingen, gelijke behandeling en pedagogisch klimaat: van orde en discipline tot een fijn en optimaal leer- en schoolklimaat voor alle leerlingen. Daarnaast roept het verdrag uitdrukkelijk op om op school aandacht te besteden aan mensen- en kinderrechteneducatie, burgerschap en persoons- en identiteitsvorming.
3. Belangrijke kenmerken van mensenrechten
Er zijn vijf belangrijke kenmerken van mensenrechten. Mensenrechten zijn:
- Universeel
- Méér dan alleen basisbehoeften
- Onvervreemdbaar
- Ondeelbaar
- Met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk
1. Mensenrechten zijn universeel
Mensenrechten gaan uit van de menselijke waardigheid en de gelijkwaardigheid van iedereen. Ze zijn door heel veel landen op de wereld geaccepteerd en vastgelegd in nationale wetgeving. Ook al worden ze niet wereldwijd nageleefd, toch noemen we ze universeel. Staten doen vaak hun best om te voorkomen dat eventuele misstanden bekend worden. Daarom is het goed om dergelijke overheden aan te spreken op hun daden. In eigen land maar ook bijvoorbeeld binnen de Verenigde Naties. Ook gelden ze voor alle mensen, ongeacht je leeftijd, je afkomst, je geslacht, je religie of levensovertuiging, je huidskleur of de taal die je spreekt.
2. Mensenrechten zijn méér dan alleen basisbehoeften
Mensenrechten leggen vast wat ieder mens nodig heeft om een menswaardig leven te leiden en zichzelf te kunnen ontwikkelen. Ze gaan dus over méér dan de basisbehoeften om te overleven. Het gaat niet alleen om het recht op water en een dak boven je hoofd, maar ook om het recht op onderwijs en het algemeen kiesrecht. Dat maakt mensen- en kinderrechten overal relevant, ook in onze samenleving. Bovendien spreken ze iedereen aan op het nakomen van de rechten, in plaats van dat het een zaak van liefdadigheid is.
3. Mensenrechten zijn onvervreemdbaar
Je kunt mensenrechten niet van iemand afnemen. Zoals in artikel 1 van de Universele Verklaring van de Rechten de Mens staat: ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren.’ In de praktijk worden niet alle rechten voor iedereen nageleefd en heerst soms het recht van de sterkste, de machtigste. Sommige personen kunnen met mensenrechtenschendingen wegkomen, als ze dat willen. Je kunt daarbij zuchtend je schouders ophalen: dat veranderen we toch niet. Maar juist dan kun je het morele appel van mensen- en kinderrechten gebruiken om te pleiten voor naleving van mensenrechten voor iedereen. Ver weg en dichtbij.
4. Mensenrechten zijn ondeelbaar
Alle rechten zijn even belangrijk: ze komen in één pakket, zonder onderlinge rangorde. Mensenrechten zijn dus geen vergaarbak waaruit je selectief kunt shoppen. Ze zijn allemaal nodig voor een waardig leven en een zo goed mogelijke ontplooiing. Ook al zijn ze misschien niet allemaal relevant in jouw leven, dan zijn ze dat wel voor een ander of op een ander moment.
5. Mensenrechten zijn met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk
Of je van een recht gebruik kunt maken is vaak geheel of gedeeltelijk afhankelijk van de naleving van andere rechten. Het realiseren van het recht op onderwijs kan bijvoorbeeld afhangen van de naleving van het recht op onderwijs van de leraren (goede opleiding), maar ook van non-discriminatie en gelijke kansen en het recht op veiligheid, huisvesting en een behoorlijke levensstandaard. Om voor je rechten op te komen, kunnen nodig zijn: mensenrechteneducatie, het recht op onderwijs, het recht op vrije meningsuiting, vrijheid van vereniging, demonstratievrijheid en toegang tot het recht. Voor het uitoefenen van het kiesrecht is vrije meningsuiting belangrijk en ook het recht op informatie.
4. Soorten mensenrechten
We kunnen alle mensen- en kinderrechten onderverdelen in verschillende categorieën. De meest gangbare onderverdeling is die tussen 1) burger- en politieke rechten; 2) sociale, economische en culturele rechten; en 3) collectieve rechten. Maar er zijn ook andere.
Volgens het internationale recht zegt de onderverdeling in verschillende categorieën zegt niets over het belang van de verschillende rechten. Alle rechten zijn even belangrijk en hangen met elkaar samen. De onderverdeling is eerder te verklaren vanuit de ontstaansgeschiedenis van verschillende verdragen, waar dan wel weer een politieke of historische reden achter zit. In werkelijkheid zie je wel dat verschillende politieke partijen en verschillende politieke culturen verschillend aankijken tegen de mate waarin de overheid een rol heeft bij de bescherming en verwezenlijking van de verschillende soorten rechten.
De burger- en politieke rechten worden eerste generatie rechten genoemd, omdat deze vooral te maken hebben met vrijheidsrechten die door de overheid gerespecteerd moeten worden en rechten die deelname aan de democratische rechtsstaat mogelijk maken. Zij worden ook wel klassieke grondrechten genoemd. De sociale, economische en culturele rechten worden tweede generatie rechten genoemd. Deze rechten scheppen de voorwaarden voor een waardig leven, de ontwikkeling van mensen en sociale rechtvaardigheid. Terwijl de eerste en tweede generatie rechten vooral over individuele rechten gaan, leggen de derde generatie rechten de nadruk op groepen mensen, specifieke bevolkingsgroepen en de mensheid als gehaal. Deze rechten heten collectieve rechten, die vooral opkwamen tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van voormalige koloniën, zoals het recht op zelfbeschikking, maar ook vandaag de dag steeds meer op de voorgrond komen in verband met grensoverschrijdende problematiek als klimaatverandering. Andere onderverdelingen hebben dan weer te maken met welk doel ze dienen: bescherming, participatie, overleven en ontwikkeling bijvoorbeeld.
Wat zijn burger- en politieke rechten?
Burgerrechten en politieke rechten worden soms ook ‘klassieke grondrechten’ genoemd. Burgerrechten en politieke rechten zijn vastgelegd in het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO). Het zijn:
- algemene rechten en integriteitsrechten (non-discriminatie, gelijke behandeling, bescherming van de persoon en van zijn of haar privacy, huis en familieleven, martelverbod);
- vrijheidsrechten (vrijheid van meningsuiting, van godsdienst en levensovertuiging, van vereniging);
- participatierechten (recht op deelname aan het bestuur van een land, kiesrecht);
- rechten van arrestanten, beklaagden en gedetineerden (verbod op willekeurige arrestatie en detentie, recht op onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak);
- rechten van beschermde groepen (vrouwen, kinderen, minderheden, inheemse volken);
- rechten van vreemdelingen en vluchtelingen (recht het land te verlaten en terug te keren, asielrecht, recht op gezinshereniging).
Wat zijn sociale, economische en culturele rechten?
Sociale, economische en culturele rechten zijn vastgelegd in het Internationaal verdrag inzake sociale, economische en culturele rechten (IVESCR). Het zijn:
- sociale en economische rechten (recht op behoorlijke levensstandaard, recht op sociale voorzieningen, vrijheid van vakvereniging, recht op onderwijs, recht op gezondheid);
- culturele rechten (recht om deel te nemen en bij te dragen aan cultuur, recht om de eigen taal te spreken, bescherming van auteursrecht en van de eigen naam, vrijheid van wetenschappelijk onderzoek).
Wat zijn collectieve rechten?
Dit zijn rechten voor groepen mensen of voor alle mensen samen. Ze hebben onder meer te maken met zelfbeschikking, ontwikkeling en bescherming van een volk. Ook het recht op een schone leefomgeving hoort erbij.
Welke andere onderverdelingen zijn er?
Je kunt ook een andere onderverdeling aanhouden:
- Overlevingsrechten die nodig zijn om als mens te kunnen overleven.
- Beschermrechten die mensen beschermen tegen gedrag of leefomstandigheden die schadelijk zijn voor hun ontwikkeling of welzijn.
- Ontwikkelrechten die de ontwikkeling van mensen borgen.
- Participatierechten waarmee mensen voor zichzelf op kunnen komen. Ze kunnen meepraten of -beslissen over kwesties die met hen te maken hebben.
5. Rol van de overheid
De Nederlandse overheid heeft bijna alle mensenrechtenverdragen geratificeerd, waardoor ze in Nederland gelden. Overheden zijn verplicht om ervoor te zorgen dat mensen hun rechten kunnen uitoefenen. De overheid is hiervoor de eerstverantwoordelijke plichtdrager.
De overheid moet ervoor zorgen dat mensen- en kinderrechten overal en voor iedereen in Nederland gegarandeerd worden. Op straat, op school, in de klas en thuis. In de praktijk zijn het natuurlijk mensen die deze overheidstaken uitvoeren. Mensen in dienst van bijvoorbeeld de landelijke overheid, lokale gemeentes, het onderwijs, de zorg en de politie. Zij hebben allen de verantwoordelijkheid om een omgeving en voorwaarden te creëren waarin ieder mens en kind van zijn rechten gebruik kan maken.
In de afgelopen decennia is er internationaal overeenstemming gegroeid dat overheden met betrekking tot mensenrechten een drievoudige verantwoordelijkheid hebben. Ze moeten namelijk mensen- en kinderrechten respecteren, beschermen en de verplichtingen nakomen.
1. De overheid moet mensen- en kinderrechten respecteren
De verplichting om mensenrechten te respecteren betekent dat de staat jouw mensenrechten niet mag beperken of zich ermee mag bemoeien. Dit vraagt niet zoveel van de overheid, want zij moet vooral iets nalaten. De overheid mag je geen mening opleggen, geen pijn doen en geen vrijheid ontnemen, tenzij dat strikt nodig is en volgens regels gaat. Voorbeelden: de vrijheid van meningsuiting, de bescherming tegen marteling en slavernij en willekeurige gedwongen huisuitzettingen.
Mensenrechten stellen grenzen aan wat de overheid mag doen. Het recht op vrijheid van persoon betekent bijvoorbeeld dat de overheid je niet zomaar mag arresteren. Het recht op vrijheid van meningsuiting houdt in dat de overheid je niet mag tegenhouden als je wilt zeggen dat je het niet eens bent met een minister. En door het recht op huisvesting mag de overheid je niet zomaar uit je huis zetten.
2. De overheid moet mensen- en kinderrechten beschermen
Mensenrechten vragen ook om acties van de overheid. De verplichting om mensenrechten te beschermen vereist dat de overheid individuen en groepen beschermt tegen mensenrechtenschendingen door anderen, bijvoorbeeld door bedrijven of andere mensen. Bijvoorbeeld: het recht op een eerlijk proces houdt in dat de overheid ervoor moet zorgen dat je toegang tot een advocaat hebt, als je verdacht wordt van een strafbaar feit. Maar denk ook aan regels voor veilige werkplekken of voldoende pauzes of vakantiedagen. Ook moet de overheid geweld tussen mensen tegengaan, zelfs in privésituaties, zoals kindermishandeling.
3. De overheid moet mensen- en kinderrechten nakomen en verwezenlijken
De verplichting tot het nakomen van mensenrechten vraagt van de overheid dat ze actie moet ondernemen om het genot van fundamentele mensenrechten (zoveel mogelijk) te garanderen. Hiervoor moet ze allerlei maatregelen nemen, zoals zorgen voor noodzakelijke wet- en regelgeving, financiën en juridisch toezicht. Denk aan zorgen voor kwalitatief goed en toegankelijk onderwijs, discriminatie strafbaar stellen en zorgen voor handhaving en ook regulering en handhaving van goede arbeidsomstandigheden. Of ervoor zorgen dat iedereen een dak boven het hoofd heeft, bijvoorbeeld door het stimuleren van de woningmarkt en verstrekken van huursubsidie.
Veel instellingen houden zich bezig met toezicht op de naleving van mensenrechten. In Nederland zijn dat in elk geval de rechter, de Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en het College voor de Rechten van de Mens. Via de mensenrechtenverdragen zijn er ook internationale toezichtprocedures: comités van onafhankelijke deskundigen onderzoeken hoe de Nederlands overheid zorgt voor naleving van de mensenrechten.
De comités bestuderen rapportages en behandelen klachten van individuen. Daarna doen ze aanbevelingen aan de overheid. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is de rechter in rechtszaken waarbij iemand een klacht tegen de overheid heeft ingediend op grond van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het Hof doet uitspraken waaraan de overheid zich moet houden.