Wat heeft mensenrechteneducatie met goed (inclusief) onderwijs te maken?
Het VN-Kinderrechtenverdrag en het VN-Verdrag Handicap zijn voor het onderwijsveld de basisverdragen waarin het recht op goed (inclusief) onderwijs is vastgelegd. Wat dit recht betekent is verder uitgewerkt door verschillende VN-Comités.
Mensenrechten gelden altijd en voor iedereen. Ze zijn gebaseerd op basiswaarden als vrijheid, gelijkheid en respect voor elkaar. De overheid moet er alles aan doen om te zorgen dat mensen, en dus ook kinderen, gebruik kunnen maken van hun rechten.
Twee artikelen van het VN-Kinderrechtenverdrag gaan specifiek over het recht op onderwijs en onderwijsdoelstellingen, namelijk artikel 28 en 29. Dit betekent onder andere dat ieder kind recht heeft op gelijke toegang tot onderwijs…
- van goede kwaliteit;
- zodat het kind zich zo volledig mogelijk kan ontplooien;
- waardoor het respect ontwikkelt voor mensenrechten en voor zijn of haar culturele achtergrond, taal en waarden én die van anderen.
Hieruit vloeien taken en verantwoordelijkheden van leraren voort die te maken hebben met een goede begeleiding van alle leerlingen, gelijke behandeling en pedagogisch klimaat: van orde en discipline tot een fijn en optimaal leer- en schoolklimaat voor alle leerlingen. Daarnaast roept het verdrag uitdrukkelijk op om op school aandacht te besteden aan mensen- en kinderrechteneducatie, burgerschap en persoons- en identiteitsvorming.
Daarnaast heeft het VN-Verdrag Handicap dit recht verder uitgewerkt in zijn betekenis voor mensen (kinderen) met een beperking, maar in het kader van inclusief onderwijs. Het VN-Verdrag Handicap is een uitwerking van allang bestaande rechten (zoals die op onderwijs uit het VN-Kinderrechtenverdrag), maar legt de betekenis van die rechten nader uit voor mensenrechten met een beperking. Daarbij is het ook belangrijk te begrijpen dat ook het VN-Verdrag Handicap voor iedereen geldt. Dit komt vooral door de omslag in denken over wat ‘handicap’ of ‘beperking’ eigenlijk betekent: niet de beperking is het probleem, maar de manier waarop de samenleving (en daarmee ook het onderwijs) is ingericht. Een toegankelijke samenleving is een belangrijke voorwaarde voor mensen met een beperking om volwaardig mee te kunnen doen. Het verdrag richt zich daarom op het wegnemen van obstakels die mensen met een beperking verhinderen om daadwerkelijk mee te kunnen doen. Zo zal echt inclusief onderwijs ook leerlingen zonder beperking ten goede komen.